Johannes V. werd in Dordrecht geboren, in een gezin met negen andere kinderen.
In de Tweede Wereldoorlog verloor hij bij een bombardement zijn moeder en belandde in een opvoedingsgesticht.
Wat niet voorkwam dat hij 25 maal met politie en justitie in aanraking kwam.
Of: met als gevolg dat hij 25 maal met politie en justitie in aanraking kwam. Een kwestie van perspectief.
Omdat de meneer van de reclassering bleef zeggen dat hij vast werk moest zoeken, verliet hij Dordrecht. Hij wilde van 's mans gezeur af.
Dat was in 1966.
Via Rotterdam ging hij naar Brabant en zwierf daar een tijdje rond. Op 8 augustus 1967 opende hij de deur van café Oase en bestelde een glas bier.
En dus was het niet zo raar dat de recherche later zijn vingerafdrukken in het etablissement vond nadat iemand uitbater Jan Schoenmakers (71) had doodgeslagen en beroofd.
Maar dat maakte V. nog niet tot dader.
Hij ontkende. Toch besloot justitie hem te vervolgen. Tevergeefs: de rechtbank en het gerechtshof spraken hem vrij.
De geneesheer-directeur van De Kruisberg onderzocht V.
Zij - geneesvrouwen bestaan niet - stelde vast antwoordde op de vraag van de rechtbank of V. tot moord in staat was: 'Dat lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk.'
Ze omschreef V. als een 'oppervlakkige, kinderachtige, onbezonnen, maar goedaardige en zeker niet agressieve' man. Geen moordenaar.
Maar wel iemand op wiens overhemd bloed was aangetroffen.
Kwamen die van de bijslagen waarmee Schoenmakers was gedood? vroeg de rechtbank hem.
Nee, van een vechtpartij eerder. Hij was tussen twee mannen gesprongen die met elkaar op de vuist waren gegaan.
Dat was nog in Dordrecht.
En de verdachte bleek na de moord over veel geld te beschikken. Of, zoals een verslaggever het omschreef: 'Merkwaardig veel' geld.
Dat had hij verdiend met de verkoop van een motorboot met buitenboordmotor, verklaarde V.
En hoe kwam hij aan die boot en motor? vroeg de rechtbank.
'Gestolen.'
Slim antwoord. Hij kon echter niet verklaren waarom er ook bloed zat op een overhemd dat hij pas na die 'eerdere vechtpartij' had gekocht.
Dit keer zweeg hij.
Maar het was wel bloed van de groep B anti A. Slechts 8% van de Nederlanders had die bloedgroep. Onder wie Schoenmakers.
Toch zag de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs. Ook het hof niet.