De moord vond rond 17.15 uur plaats.
Het slachtoffer was een kind van 6 maanden. Het werd nog naar een ziekenhuis gebracht, maar overleed daar.
Emily heette ze.
De politie hield haar 22-jarige vader aan, Ruud S. Hij woonde niet op het adres, maar nog bij zijn ouders. Hij bezocht die dag zijn vriendin en hun dochter.
Toen hij door agenten werd afgevoerd, vroegen omstanders of hij het gedaan had. Hij knikte instemmend.
De reacties waren minder instemmend.
De man was ten tijde van de moord militair (IT'er) in actieve dienst, reden waarom de Koninklijke Marechaussee het onderzoek overnam.
S. had al langer psychische problemen.
Een oom van hem vertelde een agente (het is te horen op een filmpje dat omstanders maakten) dat de verdachte al dagen liep te stressen:
'Ik was met mijn moeder in de keuken, hij was met mijn zus achter. Mijn zus schreeuwt ineens: 'Hé, het kindje!' Ik kom naar binnen en zie het kindje. Het mes lag ernaast, overal zat bloed.'
Volgens omwonenden was de keel van het kind doorgesneden.
Tijdens de rechtszaak vertelde de moeder van het kind dat ze de verdachte twee jaar kende en dat hij lange tijd ‘normaal, rustig en lief’ was geweest, maar wel kampte met angstaanvallen.
In de periode kort voor de moord kon hij steeds slechter tegen veranderingen en werd hij agressief.
Tegen zijn vader had de verdachte gezegd dat hij kampte met innerlijke demonen. En tegen een vriendin dat hij drugs nodig had om zijn angstaanvallen te dempen.
De verdachte verkeerde volgens deskundigen die dag in een paranoïde psychose. Hij was schizofreen.
Het motief werd niet duidelijk.
Het Openbaar Ministerie eiste 8 jaar en tbs met dwangverpleging.
De rechtbank veroordeelde Ruud S. tot 5 jaar en tbs. Met dwangverpleging. Niet voor moord, maar voor doodslag.