Melissa Ulrich (19) riep nog: 'Vermoord me niet. Vermoord me niet.'
Maar Orleando Gliberto A. (22) had geen mededogen. Hij bond de vrouw vast op een stoel en overgoot haar met spiritus.
Vervolgens doorzocht hij de woning op kostbare spullen, althans spullen die hij dacht te kunnen verkopen.
Daarna vertrok hij. Maar niet dan nadat hij Melissa in brand had gestoken.
A. liep rechtstreeks door naar coffeeshop Happy Days in Arnhem. Hij droeg twee tassen bij zich. Aan de aanwezigen toonde A. de spullen die hij dacht te kunnen verkopen: een setje kappersscharen, een mp3-speler en een spelcomputer.
De aanwezigen begrepen dat A. die spullen had gestolen. Ze kenden hem.
Intussen probeerden hulpverleners het leven van Melissa te redden. Maar tevergeefs. Kort nadat ze haar naar buiten hadden gebracht, overleed ze.
Ruim een maand later werd A. opgepakt. Hij was toen in het bezit van de bankpas en pincode van Melissa.
Hij had ook een briefje bij zich, met een code. Die bleek van een kluisje op het station. Daarin lagen de kappersscharen en de mp3-speler gevonden.
Die had hij nog niet kunnen verkopen.
De spelcomputer werd bij de broer van A. teruggevonden.
A. bleek ook over daderkennis te beschikken. De politie had nog niet bekendgemaakt dat Melissa was geslagen met een voorwerp.
Een tafelpoot.
En toch informeerde A. naar die tafelpoot. Was die gevonden?
De rechercheurs vermoedden dat A. als dader wist dat de tafelpoot was gebruikt om Melissa mee te slaan en dat hij naar een mogelijkheid zocht zijn vingerafdrukken op die tafelpoot te verklaren.
Want die stonden er op.
Tegen een undercoveragent die zich in de gevangenis had laten opsluiten, vertelde A. verder dat de gebruikte spiritusfles blauw van kleur was.
En ook dat klopte.
A. bleek bovendien gefascineerd door vuur en door de wrede wijze waarop eerder Maja Brandaric om het leven was gekomen. Ook zij was in brand gestoken.
Hij werd in het Pieter Baan Centrum onderzocht. Hij bleek een narcistische persoonlijkheidsstoornis te hebben.
Toch werd hij volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Desalniettemin eiste het Openbaar Ministerie 15 jaar en tbs. De rechtbank veroordeelde A. tot 20 jaar, zonder tbs.
Op 21 februari 2020 kwam A. voorlopig vrij, na twee derde van zijn straf te hebben uitgezeten.
In augustus 2021 werd duidelijk dat hij niet aan de voorwaarden had gehouden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling waren gesteld.
Het kwam erop neer dat hij niet wilde meewerken aan een re-integratietraject.
Hij moest daarom nog een jaar de gevangenis in.