De schoten vielen rond 20.15 uur. De 26-jarige Abdul el Issati overleed ter plaatse.
Agenten zagen kort daarop een man die zich verdacht gedroeg wegrennen en losten een waarschuwingsschot, maar zonder het beoogde effect.
Daarop werd - het was verderop in de Potgieterstraat - gericht geschoten. De man raakte gewond en kon worden ingerekend.
Later bleek hij volstrekt onschuldig.
De Telegraaf noemde de schietpartij een 'mogelijke liquidatie'. Het zou om drugs gaan en het slachtoffer zou een bekende van de politie zijn.
Althans: een getuige meldde de verslaggever van de krant dat het een gerichte actie was.
Er zouden drie of vier kogels zijn afgevuurd door vier of vijf aanvallers, van wie er een het aangeschoten slachtoffer zou hebben toegevoegd: 'Mattie, dat doe je niet meer.'
Het Algemeen Dagblad beperkte het aantal aanvallers tot drie of vier.
En Rijnmond TV sprak niet van een liquidatie, maar van een onschuldige ruzie in het filiaal van Dirk van den Broek aan de Kornelis Speelmanstraat.
In februari 2021 meldde de politie de arrestatie van drie mannen (18, 19 en 20 jaar). Voor het overige deed ze er het zwijgen toe.
Tot april 2021, toen ze bekendmaakte dat Luciano A. had bekend de schoten gelost te hebben.
Hij was 18 toen de schoten vielen.
A. verklaarde dat hij dacht dat Appie een van zijn vrienden met een mes wilde steken. En daarom had geschoten.
Niks liquidatie, dus.
Nik drugs.
En Appie was geen bekende van de politie, zoals werd gesuggereerd. Hij was loodgieter in opleiding.
Luciano A. bleek intussen licht verstandelijk beperkt.
Tijdens de zitting bleek dat A. en de andere twee verdachten inderdaad - zoals RTV Rijnmond al had gemeld - ruzie met Appie hadden gekregen.
Om niets.
Daarbij waren geen klappen of gewonden gevallen.
Later was Appie de drie weer tegengekomen. Appie rende achter een van hen aan; bang was hij kennelijk niet.
Op dat moment werd hij door A. beschoten.
Van achteren.
Waarom? A. verklaarde tijdens de zitting dat hij Appie wilde laten zien 'dat er met hen niet te spotten viel'...
Appie hoefde nog één toets te halen om zijn opleiding af te ronden.
De advocaat van A. wilde dat zijn cliënt volgens het jeugdrecht werd berecht, want qua ontwikkeling zou A. nog maar 16 zijn.
Het Openbaar Ministerie wilde hem volgens het volwassenenrecht berechten en eiste 10 jaar.
Het werd 5 jaar. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de dader.