Op Videoland draait de serie Een moord kost meer levens, naar het gelijknamige boek van Peter R. de Vries.
Het gaat over Gerard Spruit en diens zoon Paul.
Spruit senior vermoordde in de jaren zeventig twee kinderen, Basje Bloemena en Heleentje Isaac; Spruit junior sloeg in de jaren tachtig zijn stiefvader dood.
Dit is deel 1 van de serie van Moordatlas over Gerard en Paul Spruit. Met nieuwe feiten.
Een paar jaar geleden sprak de Moordatlas met Volkert Seket, een van de rechercheurs van de Amsterdamse Moordbrigade die had meegewerkt aan het onderzoek naar de moord op Basje Bloemena.
De 9-jarige Basje verdween op 4 augustus 1971 vanaf de Minervalaan in Amsterdam-Zuid, waar hij met vriendjes op straat speelde.
Twee dagen later werd hij dood teruggevonden in Wilnis. Hier, in deze bosjes aan de Kievitsweg:
Een van die Volkswagens is van Gijs Vet, de man die Basje vond toen hij daar stond te plassen.
Drie jaar lang zochten rechercheur Seket en zijn collega’s van de Moordbrigade naar de moordenaar.
Tevergeefs.
Tot op 5 augustus 1974 de 10-jarige Hélène Isaac - roepnaam Heleentje - verdween en de volgende dag dood werd teruggevonden bij sportpark Elzenhagen in Amsterdam-Noord.
Weer twee dagen later werd Gerardus Cornelis Spruit (1922) aangehouden, die de moord op Heleentje vrijwel onmiddellijk bekende.
En meteen ook maar de moord op Basje. Want het bewijs was overweldigend (maar daarover in een volgende aflevering).
Bij de Moordbrigade stonden ze perplex, want die Gerard Spruit kenden ze helemaal niet.
Waarom niet?
Seket keek me aan, de frustratie na al die jaren nog in zijn ogen. Tussen ons in stonden vier aktemappen met het dossier Bloemena.
Seket: 'Een vraag bleef knagen: hadden we de moord op Basje kunnen voorkomen? En daarmee de moord op Heleentje... Bij de Zedenpolitie lag een dossier van hem, maar dat liep tot 1941. Te oud. Er zat wel een psychiatrisch rapport over Spruit in naar aanleiding van een “feitelijke aanranding van de eerbaarheid” in 1941.
Maar het proces-verbaal van die zaak was zoek. En dus wisten we niet wat er precies was gebeurd.’
Want ja, 'feitelijke aanranding' kan van alles betekenen.
Seket schoof een exemplaar van Een moord kost meer levens (1994) van Peter R. de Vries over beide moorden naar me toe.
‘En die De Vries wist ook niet wat er precies was gebeurd.’
Inderdaad. In Een moord kost meer levens staat anderhalf woord over die feitelijke aanranding in 1941. En de beschrijving is ook nog eens niet geheel correct.
De Moordatlas ging op onderzoek uit en vond het proces-verbaal terug, in het archief van de Amsterdamse politie.
Niet dat De Vries zijn werk niet goed heeft gedaan: in 1994 was dat archief nog niet gedigitaliseerd.
Nu is het dat wel.
Maar het document werpt wel de vraag op waarom Gerard Spruit in 1941 geen tbs heeft gekregen. Want lees mee:
Het is 28 augustus 1941 als de moeder van de 9-jarige Wim B. op politiebureau Marnixstraat aangifte doet. Haar zoon is door een nog onbekende man ‘voor een spelletje’ vastgebonden in een leegstaand pand in de Konijnenstraat, in de Jordaan.
Wim zelf vertelt rechercheur Ben Groenevelt dat hij met vriendjes op de Prinsengracht speelde toen de man hem vroeg of hij wilde helpen de zolder van Konijnenstraat 1 op te ruimen.
Wim ging mee.
Eenmaal binnen vroeg de man of Wim indiaantje wilde spelen.
Wim stemde in.
En daar hoorde vastbinden natuurlijk bij. Eerst liet de man zich vastbinden. Uiteraard kwam hij makkelijk vrij, en toen was het zijn beurt.
De man bond de benen van Wim met een touw en haalde toen – hij zag de schrik in de ogen van de jongen – een ketting en hangslot tevoorschijn.
Hij legde Wim ruggelings op de grond, strekte zijn armen boven zijn hoofd en bond hem met die ketting om zijn polsen vast aan een paal.
Hij legde een zak bij wijze van kussen onder zijn hoofd.
De man zei toen dat schreeuwen geen zin had en dat hij wegging om een bed te halen. De paniek in de ogen van Wim werd nog groter.
Een bed?
Juist op dat moment hoorden beiden iemand naderen.
Wim kreeg daarop een klap in zijn gezicht en een prop in zijn mond. Maar hij wist die prop eruit te werken en schreeuwde om hulp.
Daarop vluchtte de man.
Hoe is onbekend, maar rechercheur Groenevelt ontdekte dat de onbekende man werkzaam was als bediende in de kruidenierswinkel van Keyer in de Eerste Hugo de Grootstraat.
Daar wist men uiteraard hoe hij heette: Gerardus Cornelis Spruit, geboren 12 januari 1922, Meteorenweg 151-huis.
Maar hij had zich ziekgemeld.
En thuis was hij ook niet.
Een paar dagen later meldde Spruit zich op het politiebureau. Niet om zich aan te geven, maar om aangifte te doen van de diefstal van het dekzeil van zijn tweepersoons kano.
Die hij ‘Tom’ had gedoopt.
Pederast, en je tweepersoons kano Tom noemen...
Kort daarop werd Gerard Spruit alsnog aangehouden en overgeleverd aan de Zedenpolitie, want het was helder wat ‘indiaantje spelen’ inhield.
Dit is hem, een foto uit 1943:
Eind september 1941 was het onderzoek afgerond en werd Spruit opgesloten in het Huis van Bewaring aan het Kleine-Gartmanplantsoen.
Hij kreeg 1 jaar en 3 maanden. En werd geobserveerd door een psycholoog, maar niet behandeld.
Seket keek me weer aan, de ogen nog gefrustreerder.
‘Hadden we dit geweten, dan was Spruit in 1971 nagetrokken.’
En dat lijkt geen praten achteraf.
Basje woonde in de Minveralaan 42, Heleentje in de Willem Royaardsstraat 18 - hemelsbreed een paar honderd meter van elkaar.
En Gerard Spruit colporteerde in de eerste helft van de jaren zeventig met bladen in de wijk waar Basje woonde.
Met deze kar:
Niet alleen met bladen voor volwassen, maar ook met bladen voor kinderen. De Donald Duck bijvoorbeeld.
Daarom werd hij ook de Donald Duck-colporteur genoemd.
Seket vervolgde: ‘Dan was Heleentje niet vermoord. En als Spruit in 1941 tbs had gekregen was Basje misschien om te beginnen al niet vermoord.
En hij had tbs moeten krijgen. Dat lijkt me duidelijk als je dat proces-verbaal leest.'
In plaats daarvan ging Spruit naar Duitsland, waar hij ging werken als bakker. Gedwongen door de bezetter of vrijwillig, dat is niet meer te achterhalen.
En daar ging het verder mis.
Een man die in het boek van Peter R. de Vries een louter positieve rol kreeg, blijkt iets minder onschuldig. Wie was de stiefvader van Gerard Spruit?
En vooral: wat?