Andere Tijden (NTR) mocht het archief van Gerard Croiset inzien en maakte er een documentaire over: https://anderetijden.nl/. Maar geen paragnost heeft ooit een moord opgelost. En ook nog nooit een vermist persoon teruggevonden.
In de ochtend van 18 april 1973 werden de 60-jarige Yo Tio Tschin en zijn 65-jarige echtgenote Carolina de Roos thuis in hun woning aan de Laan van Meerdervoort te Den Haag overvallen en met messteken gedood. De overvallers namen voor bijna een ton aan geld en sieraden mee. Tsching was geen onbekende in Den Haag. Hij was kort na de Tweede Wereldoorlog naar de Nederland gekomen, dreef in Den Haag restaurant Kota Radja en een antiekzaak en was mede-eigenaar van een illegaal gokhuis op Katendrecht, waar veel landgenoten van hem kwamen.
In dat gokhuis zag de politie ook het motief voor de moord. Uit verklaringen van getuigen bleek dat Tschin zich bedreigd voelde, reden voor hem zijn woning te barricaderen. De moordenaar moet dan ook een bekende zijn geweest: Tschin liet alleen mensen binnen die hij vertrouwde.
Kort na de moord werden drie Chinezen aangehouden, maar hun alibi was waterdicht. De zoons van het slachtoffer loofden daarop een beloning van 50.000 gulden uit voor de gouden tip. Maar die kwam niet.
En toen belden ze Gerard Croiset, de bekendste paragnost van Nederland.Croiset liet zich door Den Haag rijden en op de Groenmarkt kreeg hij het afwisselend warm en koud, de verschijnselen die gebruikelijk zijn als paragnosten beelden binnenkrijgen. Dit keer het beeld van een man, een man die een beetje ‘nat’ sprak. Hij heette Jacques Senf.
De zoons van Tschin wisten genoeg. Met een onbekend gebleven vriend ontvoerden zij de 27-jarige Senf, blinddoekten hem en mishandelden hem drie uur lang.
Merkwaardigerwijs bleef Senf ontkennen en dus dreigden ze hem te ontmannen en te elektrocuteren. Toen zelfs dat niet tot een bekentenis leidde, drong het langzaamaan tot beide broers door dat die Croiset wel eens ongelijk zou kunnen hebben met zijn warm en koud-verschijnselen.
Inderdaad bleek Jacques Senf onschuldig, hij kende Yo Tio Tsching en zijn echtgenote Carolina helemaal niet.
Een van de broers werd veroordeeld wegens ontvoering en mishandeling, de andere was op tijd naar het buitenland gevlucht. Maar Croiset ontsprong de dans; hij werd zelfs niet als getuige gehoord. Wel bezocht hij Senf in het ziekenhuis en bood hem een bos orchideeën aan, maar niet zijn excuses. Want hem trof geen enkele blaam. Hij vond namelijk dat de broers met zijn informatie naar de politie hadden moeten gaan...
Daar had Croiset natuurlijk helemaal gelijk in, maar feit blijft dat hij een onschuldige had aangewezen als dader.
De dubbele moord werd nimmer opgelost. Nu worden er wel meer moorden niet opgelost, maar één ding is duidelijk: er is nog nooit een moord opgelost op aanwijzingen van een paragnost. Croiset zelf gaf ooit het begin van een antwoord op de vraag waarom niet: ‘Zestig procent van de paragnosten belazert de boel opzettelijk.’
Klopt.
En de overige 40% onopzettelijk, voeg ik er onmiddellijk aan toe. Niet elke paragnost is namelijk een oplichter; sommigen denken echt dat ze paranormale gaven hebben, helderziend zijn.
Dat het inschakelen van paragnosten zinloos is, bleek ook nog eens uit het onderzoek dat criminoloog Priscilla van Hal van de Vrije Universiteit in 2012 publiceerde. Ze had in politiedossiers mogen zoeken naar succesvolle paragnosten en was niet één moord- of ander zaak tegengekomen die door hen was opgelost.
Het onderzoek leidde overigens tot Kamervragen. Van Hal was op een document gestuit getiteld Instructie Onorthodoxe Opsporingsmethoden, waarin onder meer de inzet van paragnosten wordt geregeld. Ze mocht er niet uit citeren, maar de instructie wel samenvatten – en dat was niet al te moeilijk: in beginsel niet, alleen in zeer uitzonderlijke gevallen, te beoordelen door het College van procureurs-generaal.
Alleen was de instructie vrijwel onbekend: 80% van de politiefunctionarissen wist niet dat voor de inzet van paragnosten toestemming moet worden gevraagd; laat staan bij wie. Combineer dat met het gegeven dat een kwart van de ondervraagden ‘bekende’ dat hun korps ‘wel eens’ met paragnosten samenwerkt, dan weet je: zonder toestemming van het College van procureurs-generaal.
Opvallend was verder dat 4,5% van de ondervraagden de aanwijzing door een paragnost voldoende vindt om iemand aan te houden. Dus als Gerard Croiset naar de politie was gestapt en had gezegd: Jacques Senf heeft het gedaan, dan was Senf door 2500 van 50.000 agenten en rechercheurs in Nederland in de boeien geslagen.
Toch besloot minister Opstelten van Veiligheid en Justitie de politie niet te verbieden paragnosten in te schakelen.
Maar die paragnosten zelf zijn niet het probleem, zij die geloven.
Vraagt de paragnost aan de broer en zus van het moordslachtoffer: ‘Had uw broer ruzie met een instantie over geld?’
Broer van het slachtoffer: ‘Ja, hij had...
Zus: ‘Maar hoe weet u dat?’
De scene komt uit het programma Het Zesde Zintuig – en met dat televisieprogramma van RTL zijn we terug bij af.
Eind achttiende, begin negentiende eeuw was paragnostiek variété, een kermisattractie die het theater was binnengedrongen. Nu is het dat weer, het theater heet televisie.
Alleen hield men zich tot een eeuw geleden nauwelijks bezig met het oplossen van moorden (en vermissingen).
Dat veranderde halverwege de jaren twintig. In 1925 drong ene D.V. (geen idee wie achter deze initialen schuilging) in een ingezonden brief aan op de inzet van paragnosten. Kort daarvoor was in een garage te Amsterdam onder een dikke laag beton het lijk gevonden van een man die tien jaar eerder was verdwenen. Paragnosten zouden hem allang hebben gevonden, wist V. zeker.
Als bewijs werd een Duits boek aangehaald waarin V. had gelezen – en dus was het waar – dat een ‘clairvoyant’ (helderziende) de moord op twee burgemeesters in Westfalen had opgelost. V. gaf ruiterlijk toe: niet alle proeven met helderzienden waren een succes, maar dat kwam omdat helderzienden ‘honderdmaal gevoeliger’ waren dan de radio en dus dezelfde storingen bij de ontvangst van beelden hebben – maar dan veel sterkere.
Twee dagen later schreef ene dr. J.C. ontnuchterend dat de lijken van de burgemeesters niet op gezag van deze clairvoyant waren gevonden, maar door studenten; die hadden de ‘cadavers’ letterlijk geroken. Daar waren geen honden voor nodig, laat staan paragnosten.
En de moordenaar werd ontmaskerd door een herbergiersdochter, die in de jaszak van een bezoeker een belastende brief had gevonden.
Het excuus dat de beelden verstoord waren binnengekomen, zou overigens nog decennialang worden gebruikt.
Ook de eerste ‘telepaath-speurder’ kwam uit Duitsland: Jan Erik Hanussen. Pas later werd bekend dat hij was naar Nederland was gevlucht omdat hij in Duitsland werd gezocht wegens bedrog.
Hier voorspelde hij in november 1930 dat de roofmoord in 1919 te Rotterdam op directeur Spaapen van J.C. Kolk Carrosseriebouwers (Mauritskade 656) binnenkort zou worden opgelost. Die was gepleegd door twee mannen, wist Hanussen, van wie er een nu in de gevangenis zat. Maar helaas, de moord bleef onopgelost.
Het was niet de eerste keer dat Hanussen er ver naast zat. In zijn geboorteland had hij 28 kenmerken gegeven van een seriemoordenaar, die het op vrouwen had gemunt. De dader had blond, achterover gekamd haar, bewoog zich in homoseksuele kringen, was brildragend, wielrijder en wandelaar, jong, rookte niet, werkte bij de post of bij het spoor...
Maar Peter Kürten droeg een scheiding, geen bril, rookte als een ketter, was 47 en niet afkomstig uit Silezië. De Duitse justitie stelde vast dat de paragnost er op alle 28 punten naast zat.
In 1931 stapte hij naar de politie om haar de plek te wijzen waar de revolver lag waarmee de Haagse miljonair Eschauzier was vermoord, maar het wapen lag er niet. Kennelijk wist Hanussen nog niet dat Eschauzier gewurgd was.
Overigens werd Hanussen in 1933 in Duitsland doodgeslagen, vermoedelijk door nationaalsocialisten (en anders door mensen die hij had bedonderd). Kort daarvoor had hij nog correct voorspeld dat Hitler aan de macht zou komen.
Nederlandse telepaatspeurders pakten het iets slimmer aan. Ze stapten niet naar de politie, maar drongen zich op aan familieleden van slachtoffers.
Onder kop ‘Bijzondere Dankbetuiging’ verscheen op 19 november 1934 in de Nieuwe Tilburgse Courant een opmerkelijke advertentie, opgegeven door de heer en mevrouw De Bie uit Oss. Hun dank gold Winando, de bekende paragnost te Tilburg. De helderziende had namelijk precies uit de doeken gedaan wie een jaar eerder hun zoon Gerrit had vermoord – en bovendien zijn fiets teruggevonden.
Winando had verklaard dat Gerrit door ‘aanverwante familie’ was doodgestoken en wel door een manspersoon, dat jaloezie het motief was, dat die fiets in een meertje lag en dat de verdachte zou blijven ontkennen.
En wat bleek? Het hele verhaal was van ‘A tot Z’ waar, aldus het echtpaar De Bie in de advertentie.
Inderdaad: Gerrit de Bie was door een man doodgestoken, zo bleek na de arrestatie van neef Piet de Bie.
Maar die arrestatie kwam niet echt als een verrassing voor het dorp: Piet en Gerrit deelden dezelfde vrouw.
En die fiets lag in een meertje vlakbij de plaats delict. Een logische dumpplaats.
Dat de verdachte halsstarrig zou blijven ontkennen, had Winando ook kunnen weten. Dat deed iedereen in Oss, daar stond het dorp om bekend.
In juni 1935 werd weer een andere paragnost aangekondigd: Maloïtz, die in de advertenties (maar ook in redactionele stukken) werd geafficheerd als de man die de moord op Sara Beugeltas had opgelost en de naam van de moordenaar had genoemd nog voordat de politie zijn identiteit kende.
De 7-jarige Beugeltas verdween in de avond van 27 augustus 1934. Ze had met een vriendinnetje op het Waterlooplein in Amsterdam gespeeld en was niet op het afgesproken tijdstip thuisgekomen. Haar ouders waarschuwden de politie en de paragnost Maloïtz schakelde zichzelf in. Met een wichelroede in de hand noemde hij eerst verschillende vindplaatsen en toen het adres Waterlooplein 36, een bananenloods.
Welbeschouwd leverde Maloïtz (geboren als Meijer Blitz) slecht werk, want op de eerstgenoemde vindplaatsen waren de meisjes helemaal niet geweest.
Bovendien: die loods lag wel heel erg voor de hand, want was eigendom van de vader van het vriendinnetje van Beugeltas en veel buurtgenoten wisten dat de meisjes er vaak water dronken. Maloïtz kreeg dat nog net op tijd te horen.
En wat de dader betreft: velen op het Waterlooplein wisten ook dat in die bananenloods een veroordeelde zedendelinquent werkte. De man had van de eigenaar nog een laatste kans gekregen. Zijn naam lag op ieders lip.
Maloïtz had vooral geluk dat het pas de volgende ochtend licht genoeg was om de loods te kunnen doorzoeken.
In 1948 werd voor het eerst een paragnost opgeroepen als getuige in een moordzaak: Gerard Croiset.
Croiset trad sinds 1946 op en liet zich aankondigen als de occultist, helderziende, magnetiseur en psychometrist die aardstralen met een wichelroede aan en uit kon zetten, althans hun werking kon onderbreken. Ook kon hij de lammen weer laten lopen. Voor de zekerheid stond er op de affiches bij: ‘Geen sensatie! Een culturele avond!’
In 1948 richtte hij de Nederlandse Werkgroep voor Practische Toepassing van Paranormale Begaafdheid op, met hemzelf als eerste voorzitter (en dat bleef hij heel lang). Het doel was paranormaalbegaafden en het publiek te beschermen tegen het ondeskundig uitoefenen van de beroepen occultist, helderziende, magnetiseur, psychometrist en wichelroedeloper. Want zestig procent van hen bestond immers uit oplichters.
Precies elf dagen na de oprichting stortte de 31-jarige verpleegster Riemke Veenstra in de Zwemmer, een riviertje in Friesland. Zelfmoord, ongeluk, moord? Na onderzoek concludeerde de politie dat ze in het water was geduwd door de zeventien jaar oudere huisarts Teake de J., van wie ze zwanger was. Maar hij was getrouwd.
Croiset werd tijdens het vooronderzoek door het Openbaar Ministerie gevraagd zijn oordeel te geven. Hij kreeg de kleren van het slachtoffer en vertelde dat hij zich meteen ‘een angstige vrouw voelde’ die zwanger was en in haar angst plannen maakte de vrucht af te drijven en als dat niet zou lukken, zelfmoord te plegen. Op een beeld dat hij binnenkreeg zag hij in de woning van het slachtoffer een flesje gif staan. Althans, het flesje had er gestaan. Inmiddels stond het er niet meer.
Het OM vond het dermate vaag dat ze de getuigenis buiten het dossier hield en dus stapte Croiset naar de advocaat van de verdachte. Die zag zijn kans en stelde dat de aanwezigheid van een flesje gif ook kon betekenen dat Veenstra depressief was en zelfmoord had gepleegd.
Maar zijn cliënt werd toch veroordeeld. De officier van justitie concludeerde: eens, maar nooit weer.
Croiset dankte zijn carrière voor een belangrijk deel aan dr. Willem Tenhaeff, hoogleraar parapsychologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Tenhaeff was zijn promotor – maar bovenal een leugenaar.
In 1950 vielen Tenhaeff en Croiset definitief door de mand. Dat jaar promoveerde de Utrechtse politiefunctionaris mr. F. Brink tot doctor in de rechtsgeleerdheid op een dissertatie over Enige Aspecten van de Paragnosie in het Nederlands Strafproces. Brink gaf een aantal paragnosten – onder wie Croiset – foto’s van moordenaars en foto’s van mensen die in hun leven nog geen vlieg hadden doodgeslagen.
Het resultaat was duidelijk: Croiset (maar ook de andere deelnemers) zag in moordenaars onschuldigen en in onschuldigen moordenaars, zoals hij 23 jaar later de onschuldige Senf als moordenaar zou aanwijzen.
Brink had ze doorzien. De paragnosten moesten tijdens het bekijken van de foto’s hardop vertellen wat ze aan beelden binnenkregen; een bandrecorder liep mee.
Het viel Brink onmiddellijk op dat hun mededelingen vooral in de vragende vorm waren geformuleerd. Dus niet de mededeling: ‘Jouw broer had een financieel conflict.’ Maar de vraag: ‘Jouw broer had een financieel conflict?’
Een vraag met de zinsconstructie van een mededeling.
Familieleden van slachtoffers verraadden dan vaak door hun mimiek of de paragnost warm of koud is. Maar Brink verroerde geen vin.
Tenhaeff was woedend. Hoe kon iemand op zo’n tendentieus proefschrift promoveren? Schande!
Daarop onthulde de Utrechtse commissaris mr. Th. van Roosmalen in het Algemeen Politieblad dat Tenhaeff een grote leugenaar was. Tijdens een lezing had Tenhaeff gezegd dat Croiset een moord in het plaatsje X had opgelost. Van Roosmalen had toen gedaan wat iedereen zou moeten doen: controleren. Hij belde met de politie van X, die hem vertelde dat er in X helemaal geen moord was gepleegd, laat staan opgelost, laat staan door Croiset.
Voor Croiset was het reden zich even niet meer met moord en doodslag te bemoeien, maar zich te concentreren op verdwenen kinderen. Paragnosten hebben een voorkeur voor verdwijningen. Als een kind (of jongvolwassene) verdwijnt en niet onmiddellijk dood dan wel levend wordt teruggevonden, zien zij hun kans schoon algemeenheden te verkopen.
In november 1939 verdween de 18-jarige Johanna de Nigtere uit Amsterdam. Ze had een betrekking bij de Bijenkorf, maar reflecteerde op een advertentie van een behangfabriek aan het Singel 23. Maar daar zat helemaal geen behangfabriek. Twee getuigen zagen haar onafhankelijk van elkaar later die dag nog in de Heisteeg in gezelschap van een man, maar sindsdien was ze spoorloos.
Behalve voor een horde paragnosten... De hoofdcommissaris werd bedolven onder de brieven. Ze zat in een bordeel in Parijs, te herkennen aan het rode licht boven de voordeur. Ze was opgesloten in een van de beestenkooien van een rondtrekkend circus. Ze werd vastgehouden op de lijn Antwerpen-Gent-Lissabon...
Buenos Aires ligt ook op die lijn. En ja hoor... Ook daar zat ze in een bordeel.
Soms was het bijna vermakelijk. Eén van de paragnosten deed ook aan getallenleer. Ze redeneerde als volgt: ‘Jopie’ – zoals Johanna werd genoemd – moest zich melden op het adres Singel 23. Dat was op 18 november 1939. In de getallenleer worden de eeuwcijfers weggelaten, dus 18-11-39. Opgeteld, cijfer voor cijfer: 23. Het telefoonnummer van de behangfabriek (48425) was opgeteld ook 23...
Op een ochtend werd de paragnost wakker en kreeg een naam en een beroep door: Van Leeuwen, schilder. Ze keek in het telefoonboek en vond: ‘W.F. van Leeuwen, schilder’. Zij geraakte niet meer in slaap toen ze de cijfers van z’n telefoonnummer had opgeteld: 23.
De politie lichtte Van Leeuwen van zijn bed, maar hij bleek geheel onschuldig.
Volgens een ander had Johanna de Nigtere een aangeboren kans op ontvoering, dus stop maar met zoeken.
Terug naar Croiset. In 1954 kreeg hij een telefoontje van hoofdcommissaris Gorter van Haarlem, die vertelde dat de 4-jarige Japie Klerk spoorloos was verdwenen. Japie was het laatst gezien bij de Spaarne. De politie had gedregd, maar niets gevonden. Kon Croiset helpen?
Dat kon hij. Croiset zag onmiddellijk een breed, open water en voorspelde dat Japie spoedig boven zou komen drijven.
Natuurlijk kreeg hij gelijk. Dat open, brede water was – verrassend! – deSpaarne en dat drenkelingen eerst naar de bodem zinken en een paar dagen later weer komen bovendrijven, is algemene kennis.
De eerder genoemde commissaris Van Roosmalen kon het niet laten naar aanleiding van het succes van Croiset in de zaak Japie publiekelijk op te merken dat een ander kind, dat volgens Croiset ook was verdronken, later slapend in een hooiberg was teruggevonden.
Van Roosmalen noemde geen naam, maar vertelde er wel bij dat de ouders van de jongen al naar een begrafenisondernemer waren geweest.
Het was in ieder geval niet Hans Vissers uit Utrecht. De 16-jarige was in juni 1956 na een knallende ruzie over een slecht rapport weggelopen. Volgens Croiset zat de jongen in Antwerpen. Toen zijn vader hem daar niet vond en dat meldde, was hij inmiddels doorgereisd naar Parijs...
Uiteindelijk bleek de jongen in Den Haag in een hotel te werken. In Antwerpen of Parijs was hij nog nooit geweest.
In februari 1963 verdween de 9-jarige Arie van Hemert uit Hilversum. Croiset zag een groot huis nabij een bruggetje. Dat beeld leidde de politie naar een boerderij in Weesperkarspel, maar de jongen was vlakbij zijn ouderlijke woning in een kapperszaak vermoord en onder de vloer verstopt.
In 1969 liet Croiset familieleden van een vrouw die haar twee kinderen had vermoord en was gevlucht, zoeken op en rond de Tankenberg in Twente. De politie vond haar elders.
Croiset was natuurlijk niet de enige paragnost.
In 1969 werd in het arrondissement Maastricht Jan Maartens vermoord. De familie loofde 5000 gulden uit voor de gouden tip. Paragnost Cor Heilijgers dacht die te hebben gegeven en eiste het bedrag op. Het OM liet hem schriftelijk weten dat zijn aanwijzingen politie en justitie alleen maar tijd hadden gekost.
In 1971 wist Peter Hurkos wie Cora Mantel had vermoord. Het was iemand die ‘geen sluitend alibi’ had...
In 1972 verdween Anita Pothuis (12). Maar liefst honderd paragnosten melden zich bij de familie of politie, wat neerkwam op honderd vindplaatsen. Paragnost Piet Seelen (bijgenaamd ‘Natte Neus’) kreeg het meest ongelijk. Hij had de familie voorgehouden dat het meisje nog leefde, want: zijn eigen zus Ineke was ooit verdronken en zij was niet aan hem verschenen. De moordenaar van Pothuis werd nooit gepakt.
Datzelfde jaar kwam paragnost Cor Heilijgers met de mededeling dat hij de kanaalmoorden had opgelost. In Limburg waren de lijken gevonden van Thijs Probst (19) en Willy Bennett (16). Volgens Heilijgers was de moordenaar de schipper van een grindboot.
In 1976 stond het aantal kanaalmoorden op zes en verscheen de autobiografie van Cor Heilijgers. Die grindschipper had hij nog steeds niet gevonden.
In 1978 meldde Peter Hurkos zich weer. De heroïneprostituees Ingrid Deen en Thea Hulsman waren door een Duitser vermoord. Kan, maar we weten het pas als die Duitser wordt opgepakt en bekent.
Toen Gerard Croiset in 1980 geheel onverwacht overleed waren er in Nederland al 180 paragnosten actief.
Een van hen was Jeanette van den Boogert. Ze werd in april 2012 te Den Haag op 72-jarige leeftijd vermoord…
De laatste paragnost die van zich liet horen was Loet van der Gouw. Hij volgt al jaren het spoor van de sinds september 1993 vermiste Tanja Groen, toen 19. In september 2012 ging hij met zijn wichelroede op zoek naar een buis waarin Groen zou hebben gezeten en die in de Maas zou liggen. Haar ouders waren vooraf geïnformeerd over de zoektocht, ‘dan hoeft u het niet uit de krant te vernemen’.
Die ouders klampen zich al twintig jaar vast aan elke strohalm en Van der Gouw stak ze er weer eentje toe.
Maar geen buis. Correctie: wel een buis, maar geen buis waarin Groen had gezeten.
In plaats daarvan vond hij een fiets. Van te voren had hij weliswaar niet gemeld dat hij ook op zoek was naar een fiets, maar nu hij er een gevonden had vertelde hij dat hij die fiets wel steeds in zijn achterhoofd had gehad.
Maar helaas: juiste model, verkeerde framenummer.
Van der Gouw kreeg kritiek, onder anderen van rechtsfilosoof Peter Koppen. Van der Gouw dreigde met een kortgeding wegens smaad. Maar dat zette hij niet door.
Sowieso een zwaktebod, dreigen met een proces. Vind gewoon die fiets!
Wat dat betreft had Croiset meer humor bij het verklaren van fouten. Zo meldde hij ooit dat de dader van een verkrachting in Arnhem een ‘abnormaal groot geslachtsorgaan’ had. Eenmaal opgepakt, bleek de dader ‘slechts’ gemiddeld geschapen.
Voor Croiset geen enkel probleem. De dader was kok van beroep en Croiset kwam erachter dat hij vaak met een lange, rode naald werkte waarmee hij pekel in vlees spoot. Hij had – zo verklaarde hij – per ongeluk naald en geslachtsorgaan verwisseld...
Welk percentage van de Nederlanders in paragnostiek gelooft, is onbekend. Maar wij van Moordatlas zijn bang dat dit er meer zijn dan die 4,5% van de agenten en rechercheurs.